Weet u het nog, waarde burger?
Toen de werkloosheidskassen nog vol zaten, en de ASLK geen museumstuk was in het
Nationaal Archief van Goede Bedoelingen?
Toen men nog sprak over sparen, en niet over “structurele tekorten” met een glimlach van
2 miljard?
Ach, de zoete geur van nostalgie.
Toen geld nog van papier was, en niet van lucht.
Toen men geloofde dat cijfers iets betekenden, en dat de overheid — hou u vast — zuinig kon
zijn.
Maar toen kwam 1974. De eerste crisis. Daar begon het. Het begin van een einde, de
onbekwame gretige staat, zonder visie en strategie, van uitkoop en leeghalen.
Vier jaar na 1970 waarin België ontdekte dat bureaucratie vruchtbaar was.
“Gaat heen en vermenigvuldigt u, administraties!” riep de overheid.
En ziedaar: gewesten, gemeenschappen, agentschappen, diensten, subdiensten, en een raad
van bestuur per koffiemachine.
Eén taak? Neen, dat zou te eenvoudig zijn.
We splitsen haar in tien, voegen een directeur toe, een kabinet, een woordvoerder en een
communicatiestrategie.
Zo ontstond het grootste exportproduct van België: papieren efficiëntie. Het tijdperk van
kopiëren en plakken begon, en alles bleef bij hetzelfde naar inhoud buiten uitzonderlijke
kleine anders , afhankelijk van gemeenschap en gewest.
Wat begon als bestuur, werd religie.
De Cultus van de Heilige Ambtenarij.
En ja hoor, geloof loont — vooral voor wie erin werkt. De tunnel werd langer.
Vandaag telt België 1.062.000 ambtenaren.
Dat is één op de vijf werkenden.
Ter vergelijking: in Duitsland en Nederland blijft dat netjes tussen 10 en 12%.
Maar België wil graag uniek zijn. Wij bouwen geen piramides van steen, maar van statuten.
En dat kost wat.
Zo’n 10 miljard euro per jaar, of minstens 2,6% van het BBP, gewoon om het apparaat te
laten draaien dat ons bestuurt — of althans bestuurt dat het draait.
En dan hebben we het nog niet over de extra’s: maaltijdcheques, huisvergoedingen,
telewerkpremies, representatievergoedingen, en die glorieuze “functionele bonussen” — de
moderne vertaling van “we belonen onszelf voor het aanwezig zijn.”
De pensioenpot? Die is zo diep dat zelfs Jules Verne er geen roman over durfde schrijven.
Overheidspensioenen slokken 11,5% van het BBP op — zo’n €65 miljard per jaar.
Een indrukwekkend bedrag, vooral omdat de return in dienstverlening zich laat vergelijken
met de wachttijd aan het loket van de NMBS op een regenachtige maandag.
Maar geen paniek!
Het beleid is “aan het hervormen”.
Niet door te vereenvoudigen, wel door te herschikken.
Elke hervorming is bij ons een nieuw hoofdstuk in de roman “Kafka in Koningskwestie”.
We maken nieuwe regels bovenop oude chaos, met commissies die commissies controleren.
En telkens wanneer iemand vraagt: “Maar werkt dit eigenlijk nog?”
antwoordt de staat met een glimlach: “We onderzoeken dat in een werkgroep.”
De pensioenhervorming komt eraan.
Ze zal alles beter maken — vooral het begrotingstekort.
Werken zal lonen, zeggen ze.
Voor wie precies, dat laten we in het midden.
Het is een beetje als een streamingabonnement:
elk jaar betaalt u meer, krijgt u minder, en de reclame (“solidariteit!”) wordt ondraaglijk.
Ondertussen ligt u krom te werken, terwijl de overheid zich krom lacht over “onvoorziene
kosten” en “tijdelijke maatregelen”.
En als het geld op is, drukt ze gewoon wat bij.
Oplossing gevonden.
Niemand tevreden, maar iedereen betaald.
Zoals Margaret Thatcher ooit zei:
“The problem with socialism is that you eventually run out of other people’s money.”
Wel, België is daar. Alleen hebben wij het aangevuld met een bijlage: “en we doen toch
voort.”
Dus ja, waarde burger: de pensioenhervorming zal u raken.
Niet als opluchting, maar als rekening.
Werken loont — behalve voor u.
De put wordt niet gedicht.
Er komt gewoon een tweede naast, “voor het evenwicht”.
Ondertussen krijgt u een brief:
“U moet meer bijdragen aan de solidariteit.”
Solidariteit betekent vandaag dat u betaalt — en iemand anders ontspant.
De zelfstandige die blijft ploeteren.
De werknemer die zijn loonstrook opent met het gevoel een horrorfilm te bekijken.
De ondernemer die elke maand meer afdraagt dan hij overhoudt.
Zij zijn de sponsors van het gratisbeleid inclusief subsidiedrift, incluis overheidsbonnussen
Een beleid waarin “gratis” altijd betekent dat u betaalt.
De overheid lijkt wel een verjaardagsfeest zonder taart: iedereen wil een stuk, niemand bakt
ze.
En terwijl u de afwas doet, roept iemand bovenaan het buffet:
“Verdeel en heers!”
Want dat werkt nog steeds perfect.
Zet de privé tegen de ambtenaar, de werkende tegen de gepensioneerde, de zelfstandige tegen
de loontrekkende, en iedereen vecht met elkaar — behalve met de overheid.
En zo blijft het systeem overeind.
De staat blijft gulzig, de burger verdeeld, en de rekening stijgt.
Dat, beste mensen, is de enige hervorming die hier consequent wordt toegepast.
Verdeel en heers.
Het werkt.
Voor hen dan toch. En ook voor U, want de brave Belg blijft thuis.
Dus, waarde burger, wees gerust:
Werken loont — behalve voor u.
U schept water, zij drinken champagne.
Welkom in België.
Waar solidariteit een abonnement is,
en u de enige bent die het niet kan opzeggen.
Sandra De Brauwer, bestuurslid Voor U
