Historicus Hendrik De Vos spreekt zich uit in de media over de recente ontwikkelingen tussen het Amerika van Trump, Rusland en Oekraïne. Europa is inderdaad afwezig in die opsomming. Voor De Vos begint het dan ook te dagen: Europa laat volgens hem de kaas van het brood eten. Elke intellectueel komt tot het besef dat Europa zijn hand heeft verspeeld en amper verder is gekomen dan wat verontwaardigd geroep. Dat politiek Europa moeilijk in staat is om aan conflictbemiddeling te doen in kwesties die in de Europese achtertuin plaatsvinden, hoeft eigenlijk niet te verbazen.
Kleine staten als speelbal tussen grootmachten: niets nieuws onder de zon
Voor de blauwdruk van de huidige Europese geopolitieke situatie moeten we terug naar de vroege middeleeuwen, met het Verdrag van Verdun, het Byzantijnse Rijk en de voortdurende dreiging van Oosterse machthebbers. Dat laatste was een probleem dat toen al anderhalf millennium “westerlingen” uit hun slaap hield. Bij het Verdrag van Verdun werd zoals bekend het nalatenschap van Karel de Grote geregeld: zijn rijk werd verticaal in drie stukken verdeeld. Het westelijk stuk evolueerde tot Frankrijk, het oostelijke stuk tot het huidige Duitsland en het middenstuk tot een ondefinieerbaar middenrijk dat we vandaag kennen als de Nederlanden, Elzas-Lotharingen, Zwitserland en een stuk Noord-Italië (Savoye).
Dat gebied viel snel uiteen in een pragmatische en opportunistische decentralisatie van stukjes quasi-onafhankelijke hertogdommen die soms eens met de Fransen een economische-bestuurlijke deal sloten, dan weer met de Duitsers. Ze bleken ook moeilijk in te nemen en natuurlijke bufferstaten te vormen naarmate de Fransen en de Duitsers steeds meer aan economische en militaire macht wonnen en hun invloedssferen wilden uitbreiden.
De Vlamingen waren dus niet uniek in hun autonomiestrijd en hun gevoel er alleen voor te staan. Ook de Luxemburgers, de Elzassers, en nog veel eerder, de Zwitsers hadden er mooi genoeg van om speelbal te zijn tussen de grootmachten. Het Verdrag van Wenen inzake statenopvolging leek het pad te effenen voor een stevige positie van deze bufferstaten. Helaas werd door de uitslag van de wereldoorlogen en de daaropvolgende gebiedstoedelingen dat verdrag amper een eeuw later half in de prullenmand gekieperd. Elzas-Lotharingen werden opgeslokt door Frankrijk, waardoor dat land een nooitgeziene directe landsgrens kreeg met de Duitse rivaal in het oosten.
België, dat aanvankelijk beoogd was als een Franse annexatie, kon blijven bestaan. Zwitserland zag al in de late middeleeuwen in dat het zich onafhankelijk moest positioneren; het alternatief was immers eeuwige rekenschap aan de Duitse invloedssfeer of aan de Franse. Noordelijk Italië ging op in de eenmaking tot de republiek die we vandaag kennen, waarmee het zich onttrok aan de greep van West-Europa.
Het is precies wat Oekraïne eigenlijk altijd een beetje is geweest: een bufferstaat, meer bepaald tussen de Russische en de Ottomaanse (Turkse) invloedssfeer. Door de strategische ligging tussen de Zwarte zee en Byzantium, de Oostzee en de noordelijke zijderoute, kregen verschillende mogendheden interesse in de heerschappij over Kiev. Polen, Litouwen en Rusland hebben steeds pogingen gedaan om een stuk van de Oekraïense taart voor zich te winnen. Zo komt het gebied dat Rusland vandaag heeft geannexeerd bijna overeen met het Kanaat van de Krim waarop de Russische machthebbers met wisselend succes sinds 1559 hebben geaasd.

Afbeelding rechtsboven: De Russische keizerin Catharina de Grote regeerde het Russische Rijk aan het einde van de 18de eeuw en zorgde voor een opschaling aan oorlogsgeweld in het Kanaat van de Krim, in een poging om dit bij haar rijk te voegen.
De nationalismen uit de negentiende eeuw inspireerden de Oekraïense elite om opnieuw zich los te werken van de grote machthebber en een Oekraïense staat te vestigen, al dan niet socialistisch van aard. Dat zou vier jaar succesvol zijn totdat in 1922 de Sovjet-Unie het imperialistische beleid van haar vorstelijke voorgangersstaat verderzette en het gebied gewoon innam. De Oekraïners bekochten dit met zware onderdrukking en hongersnoden als gevolg van een desastreuze socialistische planeconomie.
Vandaag hebben de oostelijke Oekraïners alweer economisch kwakkelende vooruitzichten onder Russische suzereiniteit. Ook al kan je objectief stellen dat Rusland in recentere politieke geschiedenis steeds werd geprovoceerd door minachtende westerse politici en zich bedreigd voelde door militaire en economische bondgenootschappen tot vlak aan de grens, geeft dat geen recht om agressor te zijn en landen binnen te vallen die nooit de intentie hebben gehad om militaire expedities te ondernemen (anders dan wat spierballengerol).
Pas wanneer anderen zich moeien, wordt Europa wakker
Echter, zelfs bij de grootste imperiums is militaire of economische steun op de meeste precaire momenten geen vanzelfsprekendheid. Het Byzantijnse rijk dat aan het einde van de middeleeuwen nog maar een schim van zichzelf was en tot een stadstaat gekrompen was, kreeg na verschillende wanhoopskreten geen versterking. De Europeanen waren immers te veel met zichzelf bezig. Nochtans was de overname door het Ottomaanse Rijk een serieuze streep door de rekening van de Europeanen. In het verleden had het Byzantijnse Rijk ook vele West-Europeanen verrijkt en gefaciliteerd tijdens hun kruistochten.
De aanwezigheid en nabijheid van de Ottomanen zou voor een stuk de fundamenten leggen voor het kruitvat in de Balkan, waar de Europeanen opnieuw hebben uitgeblonken in afwezigheidspolitiek. De opdelingen van Polen lieten de West-Europese landen ook maar betijen. Voor de Russische innemingen van Finland had Europa een excuus, omdat de Finnen door de Duitsers werden gesteund en zodoende aan de verkeerde kant van de geschiedenis stonden.
Ook in de conflicten in de Arabische wereld durft Europa zich niet te tonen. De conflicten in Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël-Palestina, Syrië… die landen liggen nochtans direct aan de overkant van de Middellandse zee. Ook de conflicten in de Kaukasus, waar de Europese Unie ook uitbreidingsmogelijkheid ziet, blijven een heksenketel van bevolkingsgroepen die elkaar naar het leven staan. Toch lijkt het allemaal van de Europese politici af te glijden. Veel geroep en weinig onderhandelingsbereidheid.
West-Europese politici hebben wel degelijk de morele superioriteit aan hun zijde. West-Europa is met kop en schouders het welvarendste deel van de wereld en met democratieën die de meeste garantie op individuele vrijheid bieden dan waar ook ter wereld. Er is blijvend werk aan de winkel, veel werk zelfs. Onze politici vergeten daarbij bepaalde culturen te begrijpen en dat soms andere manieren van communiceren nodig zijn om totalitaire leiders te overtuigen. Trump en Macron begrijpen dat. Trump omwille van zijn zakelijke-relationele inzichten en Macron omwille van culturele gewoontes.
Of dat allemaal succes heeft, moet blijken. Wat echter nul komma nul effect heeft, is de verwachting van Europa dat het met een denigrerende, principiële, vingerwijzende houding een plek aan de onderhandelingstafel zal krijgen. Want die onderhandelingstafel had er al lang kunnen zijn. Dat die er na drie jaar pas door de Amerikanen moet komen door godbetert iemand in het Witte Huis met borderline, zegt veel meer over onszelf en die vorige Amerikaanse president (niet met borderline, maar dan met mild cognitive impairment). Dan maar hopen dat we hier (opnieuw) lessen uit trekken en ons beter voorbereiden om de leuze ‘nooit meer oorlog’ in te toekomst écht naar de praktijk om te zetten.
Henning Van Duffel